‘Onze euforie was enorm toen Riks hart kwam. Het was een mooi, jong hart. Voor ons klinkt dat fantastisch, maar daarachter zit het verdriet van een andere familie. Aan hen hebben we een brief geschreven. Dit is het mooiste cadeau dat je kunt krijgen. Het is fantastisch dat iemand zich als donor heeft geregistreerd of dat de familie toestemming heeft gegeven. Dat is niet niks, want er ligt daar iemand die ogenschijnlijk nog leeft.’
‘Ik lag op iemands dood te wachten’
‘Twee jaar na Rik kreeg ik hetzelfde en in 2007 ging ik hard achteruit. Mijn man Wim was vervroegd met pensioen, die moest ineens vol in de zorg. Toen ik voor de screening voor de wachtlijst naar het ziekenhuis ging, moest ik meteen blijven. En daar besefte ik dat ik op iemands dood lag te wachten. Dat vond ik een verschrikkelijk idee.’
‘Geef me eens een stofdoek’
‘Na drie weken was er een hart. Ik zat bijna te springen in mijn bed! En na de transplantatie voelde ik exact hetzelfde als Rik: dat krachtige kloppen, het bloed dat stroomde. Na twee weken kwam ik thuis. Het eerste wat ik zei was: geef me eens een stofdoek. Wim zei: doe even normaal! Maar alleen het feit dat ik het weer kón was geweldig.’
‘Ook deze nabestaanden heb ik een brief gestuurd’
‘Er kwam wel een terugslag. Ik dacht vaak aan de donor. Ook deze nabestaanden heb ik een bedankbrief gestuurd. Het eerste jaar was zwaar, maar ik heb mijn hobby’s opgepakt, zoals pianospelen, en ben vrijwilligerswerk gaan doen. En sinds april dit jaar heb ik een administratieve baan. Heerlijk dat ik dat weer kan.’
‘Wim vond Marcel op de badkamervloer’
‘Met Marcel liep het anders. Hij had dezelfde symptomen als Rik en ik, maar we dachten niet aan die hartziekte. In 1998 bleek dat hij die ook had. In 2009 kwam hij op de wachtlijst voor een donorhart. Een jaar daarna zou ik op een ochtend met Marcel naar de stad gaan, maar hij kwam niet opdagen. In 2010 zou ik op een ochtend met Marcel naar de stad gaan, maar hij kwam niet opdagen. Wim ging kijken en vond hem op de vloer van de badkamer. Herseninfarct. Hij was linkszijdig verlamd en sprak slecht. Die transplantatie was van de baan.’
‘We hebben hem thuis nog een maand verzorgd’
‘Marcel ging naar een verpleeghuis. Daar ging het heel slecht. Hij at niet meer en was alsmaar bang. De arts zei dat het een aflopende zaak was en Marcel kwam op de palliatieve afdeling. De zorg daar vonden we niet toereikend, en daarom hebben we hem naar huis gehaald. Hier hebben we hem nog een maand verzorgd. Daar ben ik heel blij om. Omdat hij thuis is gestorven, kon hij geen donor zijn.’
‘De dankbaarheid blijft altijd’
‘Wim en ik verwerken dingen totaal verschillend. Hij praat moeilijk, ik moet juist vertellen. Maar we zijn er goed doorheen gekomen. Soms kan het ineens in alle hevigheid toeslaan. Dat moet kunnen, maar je moet niet gaan zitten piepen. Dat is ook waar de donor voor staat: dat je lééft. Boven alles staat voor mij de dankbaarheid dat die mensen zich als donor hadden geregistreerd. Die blijft altijd.’