Het hersendoodprotocol
Bij een DBD-donatieprocedure wordt het overlijden van de donor vastgesteld op basis van het hersendoodprotocol. Uit welke stappen bestaat dit protocol?
1. Onderzoek naar prealabele voorwaarden
De arts stelt vast dat is voldaan aan de zogenaamde prealabele voorwaarden: er is sprake van fataal hersenletsel, de oorzaak hiervan is bekend en er is geen behandeling meer mogelijk. Daarnaast is het belangrijk om een aantal andere oorzaken voor de bewusteloosheid of reactieloosheid uit te sluiten.
2. Uitsluiten medicamenteuze neurodepressie
De arts sluit uit dat er sprake is van medicamenteuze neurodepressie. Kuiper: ‘Als een patiënt bijvoorbeeld sedativa of pijnstillers heeft gekregen, moeten de artsen wachten met het vaststellen van hersendood totdat deze medicatie voldoende is uitgewerkt.’
3. Klinisch-neurologisch onderzoek
Er vindt een klinisch-neurologisch onderzoek plaats. Hierin gaat de arts na of er geen bewustzijn en hersenstamreflexen meer zijn en of er aanwijzingen zijn voor de afwezigheid van een spontane ademhaling.
4. Aanvullend onderzoek: de grote hersenen
In dit aanvullende onderzoek test de arts de status van de grote hersenen. Dit kan door het meten van de elektrische hersenactiviteit (via een elektro-encefalogram (EEG)) of de hersendoorbloeding (via een transcranieel doppleronderzoek (TCD) of een CT-angiografie (CTA)). In Nederlandse ziekenhuizen is de meeste expertise op het gebied van EEG. Daarom wordt deze techniek het vaakst gebruikt.
5. Aanvullend onderzoek: apneutest
De tweede test van het aanvullend onderzoek is de apneutest. Deze wordt uitgevoerd om te kijken of er nog een spontane ademhaling is.
> Download de stappen (pdf)