De orgaandonatiecoördinator (ODC) is expert op het gebied van orgaandonatie. Nu wordt de ODC meestal pas ingeschakeld na het donatiegesprek met de naas-ten om de donatie te begeleiden. In de pilot belt de ODC de arts al direct na raadpleging van het Donorregister.
Inge Janssen is intensivist bij Maasziekenhuis Pantein:
'Mijn team is positief over de ondersteuning die het kan krijgen. Deze pilot is onder andere interessant voor kleinere centra met weinig donatie-procedures. Wij hebben er amper één per jaar. Er komt veel kijken bij zo’n traject, zoals beoordeling van medische geschiktheid, gesprekken met de familie en planning en logistiek. Als je weinig donatieprocedures doet, is het fijn als er al heel vroeg in het traject iemand betrokken is die er veel ervaring mee heeft. Dan kan er telefonische onder-steuning plaatsvinden en, als de beschik-baarheid het toelaat, kan er zelfs een orgaandonatiecoördinator bij ons langs-komen om te ondersteunen bij het donatiegesprek. Het klinkt gek, maar ik hoop dat we het komende jaar een orgaando-natie gaan meemaken, zodat we kunnen zien hoeveel baat we bij de pilot hebben.’
Hanneke Hagenaars, ODC Erasmus MC en een van de projectleiders van VobO:
'In de eerste periode van de pilot is dit al verschillende keren gebeurd. Telefonisch doorlopen we een checklist. We gaan onder meer na of de patiënt geschikt is als orgaandonor en bespreken de plan-ning en logistiek. We hebben gemerkt dat als familieleden pas na hun instem-ming horen dat de procedure veel tijd kost, ze soms alsnog hun toestemming intrekken. Heldere communicatie is dus heel belangrijk. Ik verwacht dat de pilot ervoor zorgt dat er minder potentiële orgaandonoren gemist worden. Binnen de pilot is afgesproken om altijd contact op te nemen bij een infauste prognose, ook als de arts denkt dat de patiënt niet geschikt is als donor.’
Hoe wordt het effect gemeten?
Rhea Verheul, projectleider van het VobO-project bij de NTS:
‘We meten het effect van deze pilot en adviseren het ministerie van VWS op basis daarvan over een eventueel vervolg. Het belang-rijkste daarbij is de tevredenheid van de betrokken professionals. Ervaren zij meerwaarde van de vroegtijdige onder-steuning? Dat meten we met vragen-lijsten. We kijken ook naar hoeveel potentiële donoren herkend zijn en of we veranderingen zien in de uitkomsten van donatiegesprekken. Omdat het om kleine aantallen gaat, zullen we niet met zekerheid kunnen vaststellen of de pilot meer donaties oplevert. Ik denk dat vroegtijdige ondersteuning bij orgaandonatie met name voor de minder ervaren artsen fijn is. Maar ook ervaren artsen kennen niet altijd de huidige criteria voor donatie, omdat die door bijvoorbeeld technische ontwikkelingen snel kunnen veranderen.’