Zuurstofgebrek bij DCD-donororganen
Een steeds groter deel van de orgaandonoren is overleden na een circulatiestilstand. Dit zijn de zogenaamde DCD-donoren (Donation after Circulatory Death). DCD-donororganen hebben te lijden onder zuurstofgebrek, doordat er geen zuurstofrijk bloed meer naartoe stroomt. Deze donororganen worden daarom vaak afgekeurd.
‘Dit probleem speelt tot nu toe vooral bij donorlevers, maar mogelijk kunnen we hier met A-NRP verandering in brengen’, zegt transplantatiechirurg Volkert Huurman van het LUMC. Samen met collega-transplantatiechirurgen Jeroen de Jonge (Erasmus MC) en Vincent de Meijer (UMCG) onderzoekt hij de mogelijkheden van A-NRP. Hierbij wordt ook gekeken naar de kosteneffectiviteit en doelmatigheid in de keten.
Kansen voor tekort aan donororganen
‘Deze techniek biedt een kans om het groeiende tekort aan donororganen terug te dringen. Organen die eerst buiten de acceptatiecriteria vielen en werden afgekeurd, kunnen we nu wél beoordelen op daadwerkelijke functie. Soms komen ze zo alsnog in aanmerking voor transplantatie.’
Hoe ziet de standaardprocedure eruit?
Bij een standaardprocedure bij DCD-donoren worden de organen uitgenomen, buiten het lichaam gespoeld met koude vloeistof en dan bewaard in een koelbox op ijs. Dit heet cold storage (koude bewaring). In Nederland worden alle uitgenomen DCD-donorlevers na aankomst in het ontvangende ziekenhuis aangesloten op een perfusiemachine die bewaarvloeistof van 10-12°C met toegevoegde zuurstof door de lever pompt. Dit wordt koude perfusie genoemd.
Wat is A-NRP?
Bij abdominale normotherme regionale perfusie (A-NRP) worden DCD-donororganen in de buikholte tijdens de uitname-operatie aangesloten op een perfusiemachine. Deze pompt er 2 uur lang bloed doorheen op lichaamstemperatuur (37 graden Celsius). Om te zorgen dat er alleen bloed door de buikorganen stroomt en niet door de rest van het lichaam, wordt de bloedtoevoer richting de benen en richting de organen in de borstholte afgesloten.
Tijdens de 2 uur aan de machine worden elk half uur verschillende waardes in het bloed gemeten. Zo wordt bijvoorbeeld bepaald of de lever melkzuur kan afbreken en glucose kan maken. Op die manier kunnen de artsen de kwaliteit van de lever en alvleesklier testen en bekijken of deze geschikt zijn voor transplantatie. Dit biedt de mogelijkheid om organen die eerder als onbruikbaar werden bestempeld alsnog te transplanteren als ze van voldoende kwaliteit zijn.