Skip naar de inhoud
Zoeken: Escape om te sluiten, Ctrl+Pijl omhoog/omlaag om door resultaten te navigeren

Modelprotocol weefseldonatie

Het modelprotocol postmortale orgaan- en weefseldonatie beschrijft stap voor stap het verloop van de donatieprocedure.

1. Het weefseldonatieproces

Dit protocol omschrijft de procedure bij postmortale weefseldonatie. De procedure verloopt in 8 stappen, waarvan sommige parallel lopen. Deze stappen staan per hoofdstuk beschreven.

In het schema zie je om welke stappen het gaat en in welke hoofdstukken ze aan bod komen.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces

Het weefseldonatieproces start met herkenning van potentiële donoren. Daarna start het proces voor de toestemming voor de donatie. Daarbij wordt uiteraard informatie verstrekt aan de familie over wat weefseldonatie betekent. Wanneer er toestemming of instemming is, wordt de donor aangemeld bij het Orgaancentrum en wordt gestart met de weefseluitname.

2. Donorherkenning

Een weefseldonor kan in het hele ziekenhuis herkend en aangemeld worden. Dit hoofdstuk beschrijft:

  • Welke patiënten komen voor weefseldonatie in aanmerking?
  • Wat zijn de meest voorkomende contra-indicaties voor weefseldonatie?
Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 2 uitgelicht

2.1. Voorwaarden voor weefseldonatie

Iedere overledene die voldoet aan onderstaande voorwaarden kan weefseldonor worden:

  • De datum en het tijdstip van overlijden zijn bekend.
  • Er zijn geen algemene contra-indicaties (zie 2.2).

Neem bij twijfel over de geschiktheid van de patiënt voor weefseldonatie contact op met het Orgaancentrum via 071 579 57 95.

2.2. Algemene contra-indicaties

In tabel 4 staan de meest voorkomende algemene contra-indicaties voor weefseldonatie. Is er sprake van een van de genoemde ziekten, aandoeningen of gebeurtenissen in het verleden? Dan is weefseldonatie niet mogelijk. Het is dan niet nodig om het Donorregister te raadplegen.

Is er geen sprake van een algemene contra-indicatie volgens tabel 4, neem dan contact op met het Orgaancentrum voor aanmelding van een weefseldonor. Het Orgaancentrum beschikt over de laatste informatie met betrekking tot weefselspecifieke contra-indicaties voor weefseldonatie.

Tabel 4: Algemene contra-indicaties voor weefseldonatie

Contra-indicatieVoorbeelden en toelichting
BMI > 40
Een specifieke actieve systemische virale, parasitaire of fungale infectie op het moment van overlijden. Hepatitis, HIV, poliomyelitis, pandemisch influenza en sepsis veroorzaakt door schimmels, virussen of parasieten.
Risicofactoren of klinische aanwijzingen voor bloed overdraagbare infectieziekten en/of seksueel overdraagbare infecties. HIV, hepatitis B/C of HTLV I/II of hemodialyse (met uitzondering van hemodialyse en CVVH op de ICU en peritoneaal dialyse).
Hematologische maligne en premaligne aandoeningen op het moment van overlijden of in het verleden. Leukemie, non-hodgkinlymfoom, morbus Kahler, polycythemia vera en myelodysplastisch syndroom.
Melanoom met bewezen metastasen. Let op: Melanoom met niet bekende of niet bewezen metastasen wordt geaccepteerd voor oogweefseldonatie.
Degeneratieve ziekten van het centraal zenuwstelsel van onbekende oorsprong of met een prionachtige pathogenese. Parkinson ALS, MS en alle vormen van dementie.
Klinische aanwijzingen/risicofactoren voor een prionziekte, waaronder: Creutzfeldt-Jakob (of een variant, of in de familie) gebruik van een humaan groeihormoon vóór 1986 verblijf in het Verenigd Koninkrijk tussen 1980 en 1996 gedurende ten minste 6 maanden (cumulatief)
Immuun-gecompromitteerde status van de donor veroorzaakt door onder andere chemotherapie, immunosuppressiva, aplastische anemie. Overleg met het Orgaancentrum.
Orgaan-, dura mater-, allogene stamceltransplantatie of oogweefseltransplantatie in de voorgeschiedenis.

2.3. Donatie niet mogelijk, wat nu?

Is er sprake van een contra-indicatie zoals beschreven in tabel 4? Dan is weefseldonatie niet mogelijk. Vul in dat geval wel het donatieformulier in en geef daarin aan: ‘Geen donatie’. Vul daarbij de contra-indicatie(s) in.

3. Donorregister raadplegen en vervolgstappen bepalen

Voor het raadplegen van het Donorregister en het bepalen van de vervolgstappen geldt voor weefseldonatie hetzelfde als voor orgaandonatie.

Zie: Modelprotocol orgaandonatie: Donorregister raadplegen. Je vindt hier:

  • Hoe, door wie en wanneer moet het Donorregister geraadpleegd worden?
  • Wat betekenen de verschillende registraties en wat wordt er per type registratie van de functionaris verwacht?

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen wilsbekwame patiënten en wilsonbekwame patiënten. Bij wilsonbekwame patiënten is de procedure bij weefseldonatie iets anders dan bij orgaandonatie (zie 3.3 orgaandonatie)

Wet op de orgaandonatie (Wod)

Alle paragrafen in hoofdstuk 3 zijn een praktische uitwerking van de Wet op de orgaandonatie (Wod). Daar mag dus niet van worden afgeweken. Schema 11 geeft weer waar deze stappen zich bevinden in het weefseldonatieproces.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 3 uitgelicht

 

4. Het donatiegesprek

Na de raadpleging van het Donorregister vindt er altijd een gesprek plaats met de naasten van de patiënt over de registratie in het Donorregister. Dit gesprek noemen we het initiële deel van het donatiegesprek.

De richtlijnen voor dit gesprek zijn bij weefseldonatie hetzelfde als bij orgaandonatie. Daarom verwijzen we hiervoor naar Modelprotocol Orgaandonatie Donatiegesprek (hoofdstuk 4).

Dat hoofdstuk beschrijft:

  • Wat zijn de uitgangspunten voor het gesprek en de omgang met de naasten?
  • Wie voert dit gesprek?
  • Met welke naasten en nabestaanden vindt het gesprek plaats?
  • Hoe kan de functionaris omgaan met eventuele bezwaren tegen de registratie of de donatie?

Hoofdstuk 4 is een praktische uitwerking van de Wet op de orgaandonatie (Wod). Daar mag dus niet van worden afgeweken.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 4 uitgelicht

5. Informatieverstrekking aan familie

Tijdens de hele procedure is het van belang om de familie van de (potentiële) donor goed te informeren over het donatieproces. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de arts. Dit hoofdstuk biedt de arts daar handvatten voor.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 5 uitgelicht

In het gesprek met de familie over de weefseldonatie kunnen verschillende onderwerpen aan de orde komen.

  • Algemene informatie.
  • Donatie van specifieke weefsels.
  • Het bespreken van de registratie in het Donorregister en het – zo nodig – vragen van toestemming voor donatie staat in hoofdstuk 4.

Het is in het hele proces belangrijk om in te spelen op de informatiebehoefte van de familie. Dit is aan uw professionele inschatting als arts.

5.1. Algemene onderwerpen

In het gesprek met de familie over weefseldonatie, is het raadzaam om in elk geval het volgende te bespreken:

  • Vertel de familie welke weefsels de overledene op basis van de contra-indicaties kan doneren en waarvoor deze weefsels na donatie gebruikt kunnen worden. Geef daarbij aan dat pas na de uitname en de medische screening duidelijk is of, en welke weefsels daadwerkelijk getransplanteerd kunnen worden.
  • Geef aan dat de donor tijdens de hele procedure met respect wordt behandeld.
  • Is er sprake van een niet-natuurlijk overlijden? Vertel dan dat toestemming van de officier van justitie vereist is voor de vrijgave van het lichaam. Pas nadat de officier van justitie het lichaam heeft vrijgegeven kunnen de weefsels worden uitgenomen.
  • Vertel dat de overledene op de gebruikelijke manier kan worden opgebaard en worden begraven of gecremeerd. Ook thuis opbaren is mogelijk.
  • Geef aan dat de overledene mogelijk een aantal uren langer in het ziekenhuis moet blijven vanwege de uitnameprocedure. Dit kan 8 tot 30 uur langer zijn. Benoem dat de uitvaartverzorger contact kan houden met het mortuarium over wanneer de overledene na donatie kan worden opgehaald.
  • Vertel dat het kan voorkomen dat gedoneerd weefsel niet geschikt blijkt te zijn voor transplantatie. Na uitname van de weefsels is verder onderzoek nodig om eventuele risico’s uit te sluiten en te kijken of de kwaliteit van de weefsels voldoende is. Het onderzoek wordt gedaan door de stafarts van de NTS en de weefselbank.
  • Als weefsel niet geschikt blijkt voor transplantatie, kan het worden gebruikt voor transplantatiegericht onderzoek. Er wordt geen transplantatiegericht onderzoek verricht als de donor of zijn familie hiertegen bezwaar heeft gemaakt.

Deel de online informatie of geef de familie de folder 'Weefseldonatie - Informatie voor nabestaanden' mee (bestel deze hier). Zo kunnen zij de informatie nog eens rustig nalezen.

5.2. Informatie over specifieke weefsels

In deze paragraaf staat per weefsel beschreven waarvoor dit weefsel wordt gebruikt, hoe de donatie- en uitnameprocedure verloopt en wat de aandachtspunten zijn bij het opbaren van de donor. Welke onderwerpen besproken worden, is afhankelijk van de informatiebehoefte van de familie.

5.2.1. Oogweefsel

Transplantaties van gedoneerd oogweefsel hebben als doel om het zicht van de ontvanger sterk te verbeteren en de pijn te verminderen. Oogweefseltransplantatie kan plaatsvinden bij mensen met perforaties, keratoconus, congenitale afwijkingen, infecties, een tumor of een trauma.

Donatieprocedure

Bij donatie van oogweefsel neemt het uitnameteam het gehele oog uit. Ze plaatsen prothesen terug. De oogleden worden gesloten, waarna er niets meer te zien is van de uitname. Na oogweefseldonatie kan soms een blauwverkleuring rondom de ogen te zien zijn. De uitvaartverzorger of het uitnameteam zal dit cosmetisch herstellen.

5.2.2. Huidweefsel

Gedoneerd huidweefsel kan op verschillende manieren gebruikt worden. Ten eerste wordt het gebruikt als tijdelijk biologisch verbandmiddel bij de behandeling van brandwonden. Dit vermindert de pijn, vergroot de overlevingskans en vermindert littekenvorming. Als de brandwond genezen is, valt de donorhuid er na verloop van tijd vanzelf af. Donorhuid groeit dus meestal niet aan als eigen huid. Ten tweede wordt huidweefsel gebruikt als implantaat voor buikwanddefecten. Het gaat hier om ‘full-thickness’-huid. Deze groeit wel aan als eigen huid.

Donatieprocedure

Het uitnameteam neemt huid van de rug, de zij, de benen en de billen van de overledene. Dit zijn meestal dunne laagjes huid. Van de rug wordt soms ook een wat dikkere laag gehaald. Na de operatie krijgt de overledene een pak aan dat het lichaam bedekt. Bij de hals en de armen kan dit een beetje te zien zijn, maar meestal is het goed te verbergen onder de kleding van de overledene. Het pak is nodig omdat het lichaam na de operatie vocht kan verliezen. De uitvaartverzorger kan het lichaam van de overledene na de huiddonatie niet meer wassen.

5.2.3. Hartkleppen

Gedoneerde hartkleppen worden gebruikt voor de reconstructieve chirurgie van aangeboren afwijkingen en na sommige bacteriële infecties. Het gaat hierbij om patiënten van wie het hart niet goed meer in staat is om het bloed door het lichaam te pompen, waardoor het lichaam te weinig zuurstof krijgt. Dit leidt tot ernstige vermoeidheid en kortademigheid. Een getransplanteerde hartklep kan patiënten helpen om weer een normaal leven te leiden.

Donatieprocedure

De hartkleppen worden uitgenomen via een sternotomie, door middel van een Y-incisie. Voor een hartklepdonatie wordt het hele hart verwijderd. Op de hartkleppenbank worden de kleppen los geprepareerd. Als hiervoor toestemming is, kan er op de restanten van het hart een beperkt pathologisch-anatomisch onderzoek worden gedaan.

De incisiewond wordt na donatie gesloten, gehecht en bedekt met een pleister. Als er (voor de opbaring) kleding overheen komt, is er niets van te zien. Wel wordt afgeraden om de donor laag uitgesneden kleding aan te trekken, omdat de pleister dan zichtbaar kan zijn.

5.2.4. Bloedvaten

Bij geïnfecteerde protheses kan ervoor gekozen worden om de bloedvaten te transplanteren. De eigen bloedvaten zijn dan te beschadigd.

Donatieprocedure

Uitname van de thoracale aorta wordt alleen gedaan in combinatie met de hartkleppen. Daarvoor geldt dezelfde procedure als die in paragraaf 5.2.3 beschreven is.

5.2.5. Bot, kraakbeen en peesweefsel

Gedoneerd bot, kraakbeen en pezen worden vooral gebruikt in de orthopedische chirurgie. Donorbot kan aangetast bot vervangen na bijvoorbeeld kanker of een operatie. Op die manier kan donorbot voorkomen dat ledematen geamputeerd moeten worden. Kraakbeen wordt voornamelijk gebruikt voor reconstructie van de neus. Peesweefsel wordt gebruikt om beschadigde gewrichten te herstellen. Bij reumapatiënten kan getransplanteerd peesweefsel een uitkomst zijn.

Donatieprocedure

Bot, kraakbeen en peesweefsel moeten op een operatiekamer worden uitgenomen, omdat dit steriel moet gebeuren. Er hoeft geen OK-personeel aanwezig te zijn. Het uitnameteam brengt zelf alle benodigde materialen mee. De uitnameprocedure duurt ongeveer 6 uur, inclusief de voorbereiding en afronding.

Bot wordt verwijderd uit de benen, de bovenarmen, het bekken en soms de ribben. Soms wordt een botstuk van een elleboog of een schouderblad uitgenomen. Dit laatste gebeurt alleen als hiervoor een patiënt op de wachtlijst staat. Diverse pezen worden uitgenomen uit de benen, zoals de achilles- en voetbuigerpezen.

Ribkraakbeen kan worden uitgenomen bij donoren die zowel bot- en peesweefsel als hartkleppen doneren. Uitname van het ribkraakbeen gebeurt nadat het hart is uitgenomen en vóórdat de thorax wordt gesloten. Het ribkraakbeen zit aan de voorzijde van de borst aan het borstbeen vast. Het ribkraakbeen wordt vanaf halverwege het borstbeen om en om naar beneden uitgenomen. Op deze manier wordt de vorm van de borstkas na de uitname zo goed mogelijk behouden. Aan de buitenkant is hetzelfde te zien als na de donatie van hartkleppen.

Het uitgenomen botweefsel wordt vervangen door natuurlijk afbreekbare protheses. De incisiewonden worden gehecht en met pleisters bedekt. Als hier kleding overheen komt, is er niets van te zien. Wel wordt afgeraden om de donor een korte broek, korte rok of kleding met korte mouwen aan te trekken, omdat de pleisters dan zichtbaar kunnen zijn. Mochten de nabestaanden hebben aangegeven dit wel te willen, dan houdt het uitnameteam hier rekening mee. Nabestaanden kunnen de overledene niet meer zelf wassen na een botdonatie. Er zijn geen verbindingen tussen de prothesen waardoor tijdens het aankleden het lichaam minder stabiel is en anders zal aanvoelen.

6. Donor aanmelden

Dit hoofdstuk beschrijft hoe de arts een weefseldonor aanmeldt bij het Orgaancentrum, en welke voorwaarden hiervoor gelden. Ook gaat dit hoofdstuk in op het aannamegesprek en de vragen die daarin gesteld worden. Tot slot staat in dit hoofdstuk welke procedures er gelden voor de acceptatie of afwijzing van een aangemelde donor.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 6 uitgelicht

6.1 Het aanmelden van een donor

Een weefseldonor wordt aangemeld bij het Orgaancentrum via 071 579 57 95. Er vindt een aannamegesprek met een medewerker van het Orgaancentrum plaats. Afhankelijk van de complexiteit van de donor en het aantal geschikte weefsels, duurt het aannamegesprek gemiddeld ongeveer 20 minuten.

6.2 Wanneer moet een donor aangemeld worden?

Bij ieder overlijden in het ziekenhuis is het verplicht om te onderzoeken of donatie mogelijk is. Een donor kan worden aangemeld voor weefseldonatie als aan de 3 onderstaande criteria is voldaan:

  1. Op het moment van de aanmelding zijn er geen algemene contra-indicaties bekend.
  2. Het Donorregister is geraadpleegd.
  3. De donor of de nabestaanden hebben toestemming of instemming gegeven voor weefseldonatie. Bij een niet-natuurlijke dood is er voor weefseldonatie voorafgaand aan de uitname ook toestemming nodig van de officier van justitie voor vrijgave van het lichaam. De toestemming van de officier van justitie kan ook nog na de aanmelding worden verkregen.

 

6.3 Wie mag een donor aanmelden?

Welke functionarissen binnen uw ziekenhuis een donor mogen aanmelden, is beschreven in Bijlage 1. Degene die de donor aanmeldt, is geregistreerd in het BIG-register of doet dit onder de verantwoordelijkheid van een functionaris die is geregistreerd in het BIG-register. Belangrijk is dat de persoon die de donor aanmeldt over voldoende medische kennis bezit en het dossier van de overledene kent. Degene die de donor aanmeldt, moet er zeker van zijn:

  • dat er toestemming voor weefseldonatie is van de donor of zijn nabestaanden. En:
  • dat de familie voldoende geïnformeerd is over het proces van weefseldonatie.
6.4 Wat houdt het aannamegesprek in?

Bij de aanmelding van een donor vindt er een aannamegesprek met een medewerker van het Orgaancentrum plaats. In dit gesprek wordt besproken of de potentiële donor geschikt is voor weefseldonatie.

De medewerker van het Orgaancentrum stelt vragen over de medische en sociale situatie van de donor. Aan de hand van deze informatie beoordeelt hij of de patiënt medisch geschikt is voor weefseldonatie.

Zie vragenlijst weefseldonor

6.5 Welke vragen kun je verwachten in het aannamegesprek?

Tijdens het aannamegesprek stelt de medewerker van het Orgaancentrum vragen. Het is verstandig om hierop voorbereid te zijn door de gevraagde informatie alvast op te zoeken en waar nodig te bespreken met de nabestaanden. In de weefselvragenlijst staan:

  • Vragen over het medisch dossier
  • Vragen aan de nabestaanden
  • Weefselspecifieke vragen
  • Praktische vragen

Naar weefselvragenlijst

6.6 Na de aanmelding van de donor

Nadat je de donor hebt aangemeld, kan de overledene naar het mortuarium worden overgebracht. In sommige gevallen is dit al gebeurd. Het overbrengen vindt plaats volgens de gebruikelijke procedure van het ziekenhuis. Geef een volledig ingevuld en ondertekend donatieformulier naar het mortuarium mee. Vertel de mortuariummedewerker dat er nog donatie gaat plaatsvinden. Leg het hoofd iets hoger, zodat het hoger ligt dan de borstkas (bijvoorbeeld met een kussen).

Als blijkt dat de overledene geschikt is om weefsels te doneren, moet de overledene binnen 6 uur na de circulatiestop worden gekoeld.

Kijk in hoofdstuk 7 voor meer informatie over de voorbereiding op de weefseluitname.

Wat als het Orgaancentrum meer informatie nodig heeft?

Na het aanmeldgesprek beoordeelt het Orgaancentrum de donor. Het kan zijn dat het Orgaancentrum meer informatie nodig heeft om de donor te kunnen accepteren.

Daarvoor kan het Orgaancentrum contact leggen met de huisarts, of in specifieke gevallen met een behandelend specialist in een ander ziekenhuis. Of dit nodig is, hangt af van de betreffende weefsels en van de hoeveelheid informatie die u als aanmeldend arts heeft kunnen geven.

6.7 Wat is de procedure bij acceptatie van de donor?

Het Orgaancentrum informeert de aanmeldend arts telefonisch over de acceptatie van de donor. De arts hoort dan ook voor welke weefsels de acceptatie geldt.

Vervolgens is het de taak van de arts om de nabestaanden van de donor over de acceptatie te informeren. Na acceptatie van de donor door het Orgaancentrum wordt het uitnameteam opgeroepen. Dit team zorgt voor de uitname van de weefsels.

6.8 Wat is de procedure bij afwijzing van de donor?

Als een weefseldonor is aangemeld en het Orgaancentrum heeft beoordeeld dat de overledene niet kan doneren, laat het Orgaancentrum dit telefonisch aan de aanmeldend arts weten.

Ook belt het Orgaancentrum het mortuarium om door te geven dat er geen weefsel zal worden uitgenomen. Vervolgens is het de taak van de arts om de nabestaanden van de donor over de afwijzing te informeren.

6.9 Welke regels gelden er voor het delen van medische gegevens?

Het Orgaancentrum heeft relevante medische informatie over de donor nodig om te beoordelen of de weefsels geschikt zijn voor donatie. Daarbij staat centraal dat de risico’s voor de ontvanger van de weefsel(s) zo klein mogelijk moeten zijn. Daarom is het belangrijk om deze risico’s zo volledig mogelijk in kaart te brengen.

Om die reden heeft het Orgaancentrum de bevoegdheid om bij zorginstellingen alle gegevens op te vragen die belangrijk zijn voor de medische screening van weefseldonoren. Dit is vastgelegd in de Wod. Als een instelling deze gegevens niet met het Orgaancentrum deelt, kan de weefseldonatie niet doorgaan. Het Orgaancentrum zorgt ervoor dat de gegevens adequaat worden beschermd.

7. Voorbereiding op de weefseluitname

Dit hoofdstuk geeft (praktische) informatie over de stappen die voorafgaan aan de weefseluitname. Ook beschrijft dit hoofdstuk de prioriteiten die worden gesteld als er meerdere weefsels voor donatie beschikbaar zijn. Ten slotte gaat het hoofdstuk in op de situatie waarin er naast de weefseldonatie ook een obductie op het lichaam moet plaatsvinden.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 8 uitgelicht

7.1 De donor koelen en het hoofd hoger leggen

De eerste stap in de procedure voor weefseldonatie is het koelen van de donor. Dit moet gebeuren in een koelcel. Koeling met alleen een koelplaat is onvoldoende. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen:

  • Leg de donor bij voorkeur binnen 6 uur na het overlijden in de koelcel.

Doneert de donor ook oogweefsel?

  • Leg het hoofd van de donor wat hoger, zodat het hoger ligt dan de borstkas.
  • Sluit de oogleden.
  • Plaats geen oogkapjes.

Is de donor niet binnen 6 uur na het overlijden gekoeld? Dan spreken we van een ongekoelde donor. In dat geval is het niet altijd meer mogelijk om (alle) weefsels uit te nemen. Wilt u weten wat de mogelijkheden zijn bij een ongekoelde donor? Neem dan contact op met het Orgaancentrum via 071 579 57 95.

7.2 Weefsels uitnemen: waar, wanneer en hoelang?

Weefsels worden uitgenomen door een speciaal opgeleid weefseluitnameteam. Weefsels kunnen worden uitgenomen in een mortuarium, obductieruimte of uitvaartcentrum. Alleen bij de donatie van bot, kraakbeen en peesweefsel moet de uitname op een operatiekamer gebeuren.

In Tabel 7 zie je per soort weefsel:

  • Op welke locatie kunnen de weefsels uitgenomen worden?
  • Hoelang duurt de procedure?
  • Hoe snel moet de uitname beginnen na het overlijden?

Tabel 7: Praktische informatie over uitname van weefsels

Soort weefselPlaats van uitnameDuur uitname - procedureStart uitnameprocedure bij donor die binnen 6 uur gekoeld isStart uitnameprocedure bij ongekoelde donor
OogweefselMortuarium± 1 uurBinnen 24 uurBinnen 12 uur
HuidMortuarium± 1,5 uurBinnen 24 uurBinnen 12 uur
HartkleppenMortuarium± 2 uurBinnen 24 uurNiet mogelijk
Thoracale aorta Mortuarium± 0,5 uurBinnen 24 uurNiet mogelijk
Bot- en peesweefselOperatiekamer± 6 uurBinnen 24 uurBinnen 12 uur

Let op:

  • Voor afname van huid is een sectietafel met waterafvoer vereist.
  • Donatie van de thoracale aorta kan alleen in combinatie met donatie van hartkleppen.

7.3 Postmortaal bloed afnemen

Voordat weefsels uitgenomen worden, neemt het weefseluitnameteam postmortaal bloed af bij de donor. Op dit bloed worden serologietesten gedaan. Daarbij wordt gecontroleerd of de donor geen ziekten had die een gevaar kunnen vormen voor de ontvanger.

Kan er geen bloed afgenomen worden bij de donor? Of is dit bloed niet geschikt voor het uitvoeren van de serologietesten? Dan gaat het Orgaancentrum na of er in het ziekenhuis bloed van de donor aanwezig is, dat al eerder is afgenomen en dat geschikt is voor deze testen. Als dit bloed beschikbaar is, wordt het gebruikt voor de serologietesten. De weefsels kunnen dan alsnog worden gedoneerd.

Is er geen geschikt bloed beschikbaar? Dan kan de weefseldonatie niet doorgaan. Het Orgaancentrum informeert de aanmeldend arts hierover.

7.4 Obductie en weefseluitname: volgorde en voorwaarden

Wordt er obductie verricht op het lichaam van de donor? Dan gelden de volgende voorwaarden voor de volgorde van de weefseluitname en de obductie:

  • Oogweefsel en huid kunnen vóór en na de obductie worden uitgenomen.
  • Hartkleppen en de thoracale aorta kunnen alleen vóór de obductie worden uitgenomen.
  • Bot-, kraakbeen- en peesweefsel worden bij voorkeur vóór de obductie uitgenomen, maar dit kan eventueel ook nog erna.
  • Een combinatie van obductie en huid en bot en peesweefseldonatie is niet mogelijk. De huiddonatie gaat dan niet door.

Als de weefseluitname na de obductie plaatsvindt, moet er bloed van de donor worden veiliggesteld voordat de obductie begint. Dit bloed is nodig voor serologisch onderzoek. Het Orgaancentrum zorgt er samen met de uitnameteams voor dat dit gebeurt.

Is er sprake van donatie van hartkleppen, dan bespreken de aanmeldend arts en het Orgaancentrum tijdens het aannamegesprek of het hart beschikbaar moet blijven voor obductie of dat het gedoneerd kan worden.

Na de donatie kan er desgewenst een beperkt pathologisch-anatomisch onderzoek gedaan worden op de restanten van het hart. Het Orgaancentrum kan meer informatie verschaffen over welke aandoeningen en afwijkingen er na de donatie nog uit het pathologisch-anatomisch onderzoek gehaald kunnen worden. De uitkomsten van dit onderzoek worden doorgegeven aan de aanmeldend arts of patholoog.

7.5 Andere verrichtingen in combinatie met weefseldonatie

7.5.1 Thanatopraxie (lichte balseming)

Thanatopraxie is in principe mogelijk in combinatie met donatie van alle weefsels, behalve huid en bot.

Er ontstaan soms onduidelijkheden bij nabestaanden of artsen over de mogelijkheden voor thanatopraxie na donatie. Thanatopraxie wordt inmiddels door een groot aantal uitvaartverzorgers aangeboden en uitgevoerd. De ervaring en expertise van de thanatopracteurs verschilt in de praktijk. Evenals de voorlichting van de uitvaartverzorger/thanatopracteur aan de nabestaanden. Sommige thanatopracteurs geven bij de nabestaanden aan dat de combinatie met donatie niet mogelijk is, omdat zij de procedure na donatie niet kunnen uitvoeren. Hierdoor worden nabestaanden soms gedwongen om een keuze te maken. De NTS heeft hier helaas beperkt invloed op.

7.5.2 Rituele wassing

Wassingsrituelen, die in verschillende religies voorkomen, omvatten het gebruik van water om het lichaam en de geest te zuiveren. Na de rituele wassing wordt het lichaam in een witte doek gewikkeld en mag het lichaam niet meer aangeraakt worden. Daarom moet weefseldonatie vóór de rituele wassing plaatsvinden. Huiddonatie is bij een rituele wassing niet mogelijk, donatie van de andere weefsels wel. Bespreek de combinatie van de donatie met de rituele wassing met het Orgaancentrum.

7.5.3 Combinatie orgaan- en weefseldonatie en ter beschikking stellen aan de wetenschap

Het kan voorkomen dat een overleden zich heeft aangemeld bij een anatomisch instituut en er ook toestemming is voor donatie. De NTS kan niet inzien of een overledene zich heeft aangemeld bij een anatomisch instituut. De NTS komt hier alleen achter als de arts dit meldt bij de raadpleging of aanmelding. In de meeste gevallen is de arts hiervan op de hoogte omdat de nabestaanden dit hebben aangegeven bij de arts.

Sommige universiteiten (anatomisch instituten) kunnen ook na orgaan- en weefseldonatie een lichaam aannemen voor de wetenschap, maar niet allemaal. Ook kunnen niet altijd alle weefsels gedoneerd worden in combinatie met ter beschikking stelling aan de wetenschap. Dit hangt onder andere af van de wijze van preservatie en verschilt daarom per anatomisch instituut. Het Orgaancentrum weet per anatomisch instituut of de combinatie van orgaan- of weefseldonatie en terbeschikkingstelling mogelijk is.

Als iemand toestemming heeft gegeven voor orgaan- en weefseldonatie en zich óók heeft aangemeld bij een anatomisch instituut dan krijgt donatie in principe voorrang. De medewerker van het orgaancentrum adviseert de arts om de nabestaanden hierover te informeren. Wanneer de combinatie van donatie en ter beschikkingstelling niet mogelijk is, dienen de nabestaanden een keuze te maken.

8. Nazorg voor nabestaanden bij een weefseldonatieprocedure

Dit hoofdstuk beschrijft hoe de NTS de nabestaanden van de donor informeert over de resultaten van de weefseldonatie. Dit gebeurt alleen als de nabestaanden dit zelf willen. Het hoofdstuk beschrijft ook waar de nabestaanden terechtkunnen met vragen en hoe wordt omgegaan met bedankbrieven van ontvangers. Schema 16 geeft aan dat deze stap plaatsvindt na de weefseldonatieprocedure.

Overzicht van hoofdsukken in het weefseldonatieproces, hoofdstuk 8 uitgelicht

Zie ook: Uitleg voor naasten

8.1 Informatiebehoefte nazorg checken bij de nabestaanden

Als een weefseldonor is aangemeld bij het Orgaancentrum, vraagt de medewerker van het Orgaancentrum of de nabestaanden behoefte hebben aan informatie over de donatie. Het gaat dan om informatie over welke weefsels zijn uitgenomen.

Vraag expliciet aan de nabestaanden of ze deze informatie al dan niet willen ontvangen. Zo wordt voorkomen dat zij informatie krijgen waar ze geen prijs op stellen. Willen ze de informatie wel ontvangen, vraag de nabestaanden dan naar het juiste correspondentieadres en achternaam en voorletters van de ontvanger. Zo waarborgen we dat deze informatie bij de juiste persoon terechtkomt.

8.2 Hoe en waarover worden de nabestaanden geïnformeerd?

Als de nabestaanden van de donor hebben aangegeven dat ze informatie over de donatie willen ontvangen, krijgen ze binnen enkele dagen een brief van de NTS. Hierin laat de NTS weten welke weefsels er bij de donor zijn uitgenomen. De donatiecoördinator verzorgt de informatievoorziening aan de aanmeldend arts in het ziekenhuis.

Bij deze brief aan de nabestaanden wordt ook de folder 'na weefseldonatie' meegestuurd. Deze folder bevat algemene informatie over weefseldonatie.

Hebben de nabestaanden specifieke vragen over de weefseldonatie? Dan kunnen zij met vermelding van het referentienummer uit de uitnamebrief contact met de NTS opnemen per e-mail: nabestaanden@transplantatiestichting.nl.

8.3 Bedankbrieven van ontvangers van gedoneerde weefsels

Met enige regelmaat komt het voor dat een ontvanger van weefsels de nabestaanden van de donor wil bedanken. De NTS of een donatiecoördinator van het desbetreffende ziekenhuis fungeert dan als intermediair en stuurt, in overleg met de nabestaanden, de bedankbrief geanonimiseerd door.

Meer over bedankbrieven

8.4 Hoe wordt de familie geïnformeerd als de donor zowel organen als weefsels doneert?

Heeft een donor zowel organen als weefsels gedoneerd? Dan zorgt de betrokken orgaandonatiecoördinator ervoor dat de familie hierover adequaat wordt geïnformeerd.

 

Modelprotocol weefseldonatie - NTS